Basje Boer
‘They’ve got charisma,’ zegt Carrie Bradshaw tegen haar vriendinnen. Ze heeft het over Vaughn, haar verkering du jour, en over het nest waar hij uit voortkomt: joods, intellectueel, liberal. In de brownstone op Manhattan waar Vaughns ouders wonen is de tafel altijd gedekt, variëren de gespreksonderwerpen van seks tot literatuur, zijn de anekdoten over sixties bohemia net zo gepekeld als de haring van Zabar’s die er wordt geserveerd.
De aflevering ‘Shortcomings’ uit het tweede seizoen van Sex and the City heeft een thema: familie. Samantha legt het aan met de pas gescheiden broer van Charlotte. Miranda gaat uit met een alleenstaande vader. Carrie wordt verliefd, niet op Vaughn maar op zijn familie. ‘They’re like Tom Cruise,’ zegt ze. ‘They’re the Tom Cruise of families.’
Mijn liefdesverdriet was groot en ontregelend. Ik probeerde mijn handen eromheen te sluiten, maar telkens als ik dacht dat ik er grip op had, glipte het tussen mijn vingers vandaan. Ik ben iemand van de korte metten. Mijn verdriet kan de ene dag peilloos lijken en de volgende dag vergeten zijn, op een manier die zelfs mij angst aanjaagt. Maar met dit liefdesverdriet waren geen korte metten te maken. Ik wankelde, verloor mijn balans. Mijn liefdesverdriet ontwortelde me.
Het onheil kwam niet alleen. Net op het moment dat ik er klaar voor was, om de wateren te testen, ging de wereld op slot, stond alles stil. Gek genoeg sloot het aan bij wat ik voelde: dat ik bij nul begon. Liefde werd iets theoretisch, iets wat alleen in mijn gedachten bestond. Ik kon het in elkaar puzzelen, op maat maken. Wat wil ik? dacht ik. Wat voor type? Alles stond op losse schroeven. Ik zag love interests in voorbijgangers, winkelpersoneel, Twitter-volgers, barista’s. Wie zou het worden? Wie zou me kussen voordat de end credits werden ingezet? En hoe zou ik het weten, dat hij het was, als er geen aftiteling was? Wat paste? Wat klopte?
In de podcast Sentimental in the City benaderen schrijvers Caroline O’Donoghue en Dolly Alderton zes seizoenen en twee speelfilms van Sex and the City als ‘Great American Novels’. Ze delen niet alleen welke tegenspelers ze het lekkerst vinden, welke outfits het mooist, maar ze zoeken ook naar rode draden, benoemen thema’s, leggen verbanden, duiden, analyseren. Ze waren tieners toen ze Sex and the City voor het eerst zagen. De serie die in eerste instantie vooruitwees, naar hun volwassen leven, groeide met ze mee, bleek deel uit te maken van wie ze waren. De vier personages kenden ze als vrienden, en hun liefde voor de serie verbond hen ook weer met andere vrouwen, met elkaar. O’Donoghue en Alderton delen hun theorieën over seizoen twee. Volgens de een gaat het over hoe je jezelf soms in de weg staat als het om liefde gaat. Volgens de ander gaat het over het verschil tussen alleen zijn en eenzaamheid.
Ik nestelde me in mijn huis zoals iedereen. Ik richtte het in met boeken, platen, servies dat fijn in de hand ligt. Ik las poëzie, de ene bundel na de ander, alsof ik puzzels oploste. Ik luisterde naar jazz, probeerde te ontdekken waar mijn voorkeuren lagen – welke artiesten, welke perioden, welke instrumenten. Ik luisterde naar Lana Del Rey, haar complete oeuvre op repeat. Ik bestelde pyjama’s, ondergoed, een badjas bij de Bijenkorf, naar parfum geurende pakjes bij Chanel. Ik ontdekte welke koffie ik het lekkerst vond, hoe ik die het best kon zetten, en serveerde het met kleine koekjes en chocola. Ik kleedde mijn eentonige bestaan aan met alles wat mooi is, verfijnd, luxe, lekker, als een herinnering aan beschaving, aan iets wat groter was dan ik. Ik zocht verbanden. In oeuvres. Tussen jazzartiesten. Dichters leidden me naar andere dichters. Ik verlangde naar een geheel. In alles zag ik een sleutel, achter iedere deur vermoedde ik een nieuwe deur. Ik vond speelkaarten op straat: eerst een ruiten zes, daarna een ruiten negen en een ruitenheer. In de lente vond ik een ruitenvrouw.
In de allereerste aflevering van Sex and the City ontmoet Carrie Bradshaw de man die we leren kennen als ‘Mr. Big’. Mr. Big is ouder en rijker. Hij is charmant en ongrijpbaar. In de afleveringen die volgen, in de seizoenen en films die volgen, draaien Carrie en Big om elkaar heen. Hij geeft haar wat ze wil, even, een beetje, en doet dan een stap terug. Hij maakt haar ziek, is de conclusie in Sentimental in the City. Hij maakt een verslaafde van haar. Carrie, die in het begin van de serie aandoenlijk neurotisch is, wordt onredelijk, onzeker, geobsedeerd, wanhopig, paranoïde.
We haten Sex and the City vanwege de flauwe woordgrapjes en de sentimentele voice-over. We haten Sex and the City omdat de premisse onrealistisch is, de situaties kluchtig, de ideeën gedateerd op het gênante af. Als mannen de serie haten, roepen we dat ze het niet begrijpen. Als vrouwen de serie haten is dat omdat ze het maar al te goed begrijpen. We haten Sex and the City omdat achter alles wat er leuk en mooi en aantrekkelijk aan is iets schuilgaat wat we niet willen zien.
De enige man die Carrie wil, is iemand die haar niet wil – niet echt. Wat zegt dat over haar?
Ik vertelde Tina over een tweet die ik had gelezen. ‘Ja, natuurlijk heeft deze hele leuke actrice ook een hele leuke man,’ stond er in de tweet, met daaronder een foto van de Hele Leuke Actrice en haar Hele Leuke Man op een rode loper. Ze zijn niet alleen leuk, zei ik tegen Tina, ze zijn hetzélfde. Dezelfde types, die op dezelfde manier aantrekkelijk zijn. Intelligent, linksig, artsy. Ik wil ook iemand die hetzelfde is, zei ik. Iemand die past, iemand van wie je ziet dat het klopt. Ik wist al wat Tina zou zeggen toen ik haar wenkbrauwen omhoog zag gaan terwijl ik praatte. Maar Basje, zei ze, zulke mensen zijn wij niet.
Tina en ik, wij zijn uit één stuk. Daar past niets op, daar past hoogstens iets naast. Maar ze zei ‘wij’, want ik hoor in ieder geval bij haar.
In Sentimental in the City zwijmelt Dolly Alderton weg bij Vaughn en zijn gezin, ‘the Tom Cruise of families’. Bij dat herenhuis, de gepekelde haring. Ze wil er bij horen, bij die grote warme familie.
Ik ben opgegroeid zonder broers of zussen, en ik werd opgevoed door één ouder. Ik leerde mezelf te vermaken. Ik las, tekende. Ik schreef voordat ik schrijven kon – schriften vol met krabbels. Ik speelde graag met andere kinderen, altijd meisjes. We tuigden fantasieën op, verloren onszelf in ons spel. Maar altijd was er het punt van verzadiging, waarop het te veel werd en ik alleen wilde zijn. Op mijn kamer zat ik met mijn rug tegen de deur, hield ik iedereen buiten. Was ik graag alleen of was het aangeleerd? Was het noodzaak? Ben ik het alleen-zijn verleerd tijdens mijn relatie? Of was ik juist verleerd hoe ik samen moest zijn?
*
‘Maar jullie hadden zo’n mooie bruiloft.’
Charlotte en haar pas gescheiden broer zitten aan de eettafel. Ze heeft – typisch Charlotte – muffins voor hem gebakken, bij wijze van hart onder de riem. Hij vertelt haar hoe slecht zijn huwelijk was, maar zij gelooft hem niet. Waarom gooi je alles weg? vraagt ze. Voor een huwelijk heb je geduld nodig, zegt ze, en begrip.
Op Twitter klaagt iemand dat mensen te snel uit elkaar gaan. Een jonge man is het, die zich beklaagt, en onder zijn tweet krijgt hij bijval van talloze andere jonge mensen. Waarom gooi je alles weg, is de tendens, maar niemand lijkt interesse te hebben in het antwoord.
Wanneer besluit je dat alleen zijn beter is dan samen zijn? Wat is het punt waarop weggaan minder erg is dan blijven? Waarom gooi je alles weg? En wat is het dat je weggooit?
‘I’ve seen you,’ zegt Anna tegen Verena in Unrelated. ‘You’re surrounded by your family. You belong somewhere.’ Anna is, net als Verena, ergens in de veertig. Maar Verena heeft een gezin, en Anna is ongehuwd en kinderloos. Unrelated is het debuut van de Britse filmmaker Joanna Hogg uit 2007, een klein drama over een vakantie in Toscane. Naast Anna en Verena bestaat het gezelschap uit ouders en hun volwassen kinderen. Anna is de enige die er alleen is, die later arriveert, die nergens bij hoort. In plaats van op te trekken met haar leeftijdgenoten kiest ze voor de jongeren, met wie ze blowt, door het Toscaanse landschap scheurt, dronken wordt, danst. Als je nergens bij hoort, kun je overal bij horen. Is dat vrijheid? Of is het ontworteling? ‘I will just be forever, now, on the periphery of things,’ zegt Anna tegen Verena.
Thuis heeft Anna een vriend, Alex. Telefoongesprekken met hem zijn door de film heen gevlochten. Steeds staat Anna heel alleen in het landschap. Steeds horen we slechts haar kant van het telefoongesprek. Ze vindt het fijn, zegt ze, om op te gaan in deze ‘big extended family’. Is ze eigenlijk met Alex getrouwd? Maakt het uit? Ze zoekt houvast – kennelijk vindt ze die niet bij hem.
Waarom gooi je alles weg, was de vraag die werd gesteld op Twitter. Waarom weegt het huwelijk niet meer zo zwaar als vroeger? Wat werd vergeten is dat het huwelijk niet alleen gevoelsmatig maar ook gerechtelijk minder zwaar weegt, sinds de wet in 1971 werd aangepast. Wat werd vergeten is dat de sociale druk om bij elkaar te blijven is afgenomen. Met het verdwijnen van de druk, het verdwijnen van het gerechtelijke gewicht, verdwijnt ook de houvast. En met het verdwijnen van houvast komt de twijfel. Waarom niet weggaan als het tegenzit? Waarom wachten tot het beter wordt?
Wat werd vergeten is dat je soms geen keuze hebt. Soms is het de ander die weggaat, terwijl jij wil blijven.
Ik had geen uitgesproken kinderwens. Ik dacht: misschien komt het ervan. Ik dacht: als de situatie er naar is, als er een man is, als er een huis is, als we vruchtbaar zijn. Nu pas realiseer ik me dat de keuzes die ik maakte wel degelijk in het teken stonden van dat misschien. Tegen mijn dertigste koos ik voor vaste relaties, met mannen in dezelfde levensfase als ik. Ik koos voor een huis met ruimte, een vast huurcontract. De voorwaarden waren er, voor het misschien. Maar het kwam er niet van. Denk aan een midlifecrisis en je denkt aan snelle auto’s en jonge vrouwen, kalende mannen en hun tweede leg, maar is de vrouwelijke variant niet interessanter? Waarom gaan we – filmmakers, schrijvers, essayisten – eigenlijk voorbij aan de enorme dramatische potentie van de overgang, of de aanloop er naartoe?
De deur ging dicht en mijn blik ging open. Waar laat ik me door leiden als er geen misschien meer is om rekening mee te houden? Er is geen druk, er is geen zwaarte. De mogelijkheden zijn eindeloos. Is dat vrijheid?
Ik werd verliefd op iemand die bijna twee keer zo jong is als ik. En het klopt, en het klopt niet. Er is geen aftiteling, geen manier om de afloop te voorspellen. Eindeloos analyseer ik ons, pieker ik. Wat hoop ik te winnen met een antwoord op het waarom?
Ik vertel een vriend over de Hele Leuke Actrice en haar Hele Leuke Man. Over de tweet, over dat het klopt, over dat ik dat ook wil, dat het klopt. Hij en zijn vriend ‘kloppen’ ook, zegt hij. Ze zijn hetzelfde type, op dezelfde manier aantrekkelijk. Maar dat is de buitenkant, zegt hij. Vanbinnen zijn ze anders, totaal verschillend. De vriend zei: je kijkt alleen naar het plaatje. Voor wie wil ik eigenlijk dat het klopt? Voor mij? Of voor de foto op de rode loper?
De bruiloft was mooi, het huwelijk was seksloos. Charlotte’s broer heeft geen muffins nodig, he needs to get laid.
Ik weet dat het klopt, ik voel dat het klopt. Er is een verband dat ik nu pas zie. Een geheel waar ik altijd blind voor was.
De man waar ik verliefd op werd gaat langs bij opa’s en oma’s. Hij bowlt met neven en nichten, heeft etentjes, gaat op visite. Ik zie mijn familie zelden, mijn laatste oma ging dood toen ik zeventien was. Maar ik bel met mijn moeder. Ik videobel met de familie van mijn vader op zijn sterfdag. Met jenever proosten we voor de webcam.
Wie kinderen krijgt, ziet hoe zijn eigen leven zich herhaalt. Ik had geen kinderwens, maar de logica ervan bevalt me. Toen ik alleen was met mijn liefdesverdriet begonnen mijn spullen zich aan me op te dringen: dozen vol met foto’s, kasten vol met dagboeken. Ik weet nog hoe ik als kind de fotoalbums van mijn ouders bekeek, foto’s van voordat ik geboren was. Ik hoorde bij die mensen, ik zou worden zoals die mensen. De herhaling stelde me gerust.
Wie kijkt er naar mijn foto’s? Wie gooit alles weg als ik dood ben – niet alleen míjn spullen, maar ook de spullen van mijn ouders? Wat betekent het dat ik de laatste ben? Hoe maak ik deel uit van het geheel?
‘I will just be forever, now, on the periphery of things,’ zegt Anna in Unrelated. Ik vind het mooi, hoe ze eerst forever zegt, en daarna now. Toen ik alleen was met mijn liefdesverdriet, toen alles stilstond, toen ik bij nul begon en het geheel zocht, was er alleen het altijd. Er was te véél geheel, er was alléén maar geheel. Inmiddels weet ik hoe ik moet inzoomen, hoe ik moet denken aan nu. Op straat zoek ik naar speelkaarten. De ruitenvrouw lijst ik in.
Basje Boer (Amsterdam, 1980) is schrijver en essayist. Van haar verschenen drie boeken, waarvan de roman Nulversie (Nijgh & Van Ditmar, 2019) de meest recente is. Daarnaast schrijft ze over film, literatuur en alle andere vormen van (pop)cultuur, onder meer voor De Groene Amsterdammer.
Auteursfoto: Anneke Hymmen
Read an English translation of Basjes Mammoetje here.
Comments